dinsdag 27 oktober 2009

"Death on the Nile"



Boekverslag 3 van Sharonna

1. Beschrijvingsopdracht.

a) Complete titelbeschrijving:
A. Christie, Death on the Nile. Londen 1993 (24ste druk)
b) Motivatie van boekkeuze:
Ik heb voor dit boek gekozen, omdat Agatha Christie een erg bekende schrijfster is. Zij staat bekend als koningin van de misdaad en schrijft veel detectives, zij heeft er al 80 geschreven.
Ik vind detectives interessante en spannende boeken om te lezen. Ook vond ik de achterflap van het boek aansprekend. De korte omschrijving van een meisje dat alles had wat haar hartje begeerde, tot dat zij haar leven verloor... Deze omschrijving roept verwachtingen op.
c) Korte weergave van de inhoud:
Het boek ‘Death on the Nile’ bevat erg veel personages, hieronder een korte beschrijving:
- Hercule Poirot: een klein, grappig uitziende man en een zeer slimme detective.
- Kolonel Race: een oude, slimme vriend van Poirot.
- Linnet Ridgeway: een mooie, blonde en zeer rijke vrouw van 20 jaar oud.
- Jacqueline de Bellefort: een donker typetje, de langste vriendin van Linnet.
- Simon Doyle: een lange, simpele man. De verloofde van Jacqueline en later de man
van Linnet.
- Louise Bourget: de dienstmeid van Linnet.
- Mrs. von Schuyler: een oude, lelijk vrouw, gek op Linnet’s parels.
- Mrs. Bowers: de zuster van Mrs von Schluyer, waar zij niet gelukkig mee is.
- Mrs. Robson: een grote, jonge, vrouw, nichtje van Mrs von Schluyer.
- Jim Fanthorp: een rustige, intelligente man.
- Dr. Ludwig Bessner: een Duitse dokter.
- Mrs. Salome Otterbourne: een charmante vrouw en schrijfster.
- Rosalie Otterbourne: de dochter, ze is een beetje een jaloers type.
- Mrs. Allerton: een vrouw van rond de 50.
- Tim Allerton: haar zoon, een lang en donker type.
- Mr. Ferguson: hij heeft een hekel aan mensen die te veel geld hebben.
- Andrew Pennington: de ‘oom’ van Linnet, haar voogd en advocaat. Hij wil bezit krijgen
van Linnet’s geld.

Linnet Ridgeway is een zeer rijke vrouw, ze gaat naar haar nieuwe huis, ‘Wode Hall’, waar haar vriendin Jackie is, haar langste vriendin, maar erg arm. Ze verteld Linnet dat ze verloofd is met Simon Doyle, een arme, doodnormale man. Zij smeekt Linnet om hem een baan te geven, dus hij wordt opzichter van het landgoed. Hij en Linnet worden verliefd en zij besluiten te trouwen. Zij gaan op huwelijksreis naar Egypte.
Jackie heeft een verschrikkelijke hekel gekregen aan Linnet, omdat zij haar toekomstige man gestolen heeft, zij besluit hen te volgen waar ze ook maar heen gaan.
Eenmaal in Egypte ontmoeten Linnet en Simon de detective Hercule Poirot, zij vertellen hem over Jackie en hij probeert hen te helpen. Hij ontmoet Jackie en probeert haar ervan te overtuigen dat zij hen moet vergeten en niet langer moet achtervolgen. Maar zij negeert dit.
Linnet, Simon, Poirot en alle andere personages (ook Jackie) gaan een luxe cruise maken op de Nile met een stoomboot.
De eerste avond probeert Pennington, de voogd van Linnet, haar een papier te laten ondertekenen, zodat hij macht krijgt over haar geld. Dit wordt gelukkig voorkomen door haar intelligentie. Dan brengen de passagiers een bezoekje aan de prachtige tempels. Er zijn gezellige gesprekken tussen een aantal van hen. Linnet en Simon staan bij een pilaar, opeens valt er een groot stuk naar beneden. Gelukkig sprongen zij net op tijd weg. Het kan bijna geen ongeluk zijn, het lijkt opzet. Wanneer zij de tempels direct willen verlaten, komt Jackie opeens te voorschijn.
’s Avonds, na het diner, blijven regelmatig passagiers hangen in de gemeenschappelijke ruimte, de salon. Deze avond waren Linnet, Simon, Pennington en Race (een goede vriend van Poirot) aan het bridgen. Jim Fanthorp leest een boek en Cornelia is bezig met een handwerkje. Jackie komt binnen en begint opmerkingen te maken, bedoeld voor Simon. Zijn bridgepartners besluiten te gaan slapen, net als Linnet. Simon zou later volgen. Jackie, die inmiddels dronken is, wil Cornelia gaan vertellen wat voor een persoon Simon is, maar hij wil dit tegen houden. En plotseling, vanuit het niets, schiet Jackie op Simon. Cornelia en Jim schieten te hulp. Jackie is helemaal overstuur en Simon verteld dat zij niet alleen mag worden gelaten. Mrs. Bowers wordt geroepen om zich over Jackie te bekommeren. Ondertussen wordt ook Dr. Bessner gehaald om Simon te verzorgen.
De volgende morgen ontdekt Louise Bourget, de dienstmeid van Linnet, dat zij dood is. Een schot in haar hoofd. Er staat een grote ‘J’ op de muur. Dit zorgt ervoor dat iedereen denkt dat Jacqueline het gedaan heeft. Poirot en Race bespreken de zaak, zij willen uitvinden wie haar vermoord heeft. Poirot vindt vreemde nagellak in de kamer van Linnet.
Die dag ondervragen zij vele passagiers of zij iets hebben gehoord of gezien. Het gesprek met de dienstmeid is verdacht, zij zegt: “If I had been unable to sleep, if I had stayed on deck, than perhaps I could have seen the murderer enter or leave madame’s cabin.” Ook vraagt Poirot haar of zij weet waar Linnet’s parels zijn, deze blijken ook verdwenen.
Wanneer beide mannen een gesprek hebben met Mrs. Von Schuyler op het dek van de boot, komt een van de bemanningsleden met de stola van mevrouw, zij was deze al kwijt. Dan blijft dat het pistool waarmee Linnet vermoord is, hierin gewikkeld zit. Het wapen is gevonden, maar er zijn nog steeds twee resterende zaken, de parels en de moordenaar. Opeens zijn de parels weer terug. De mannen besluiten de hut van Pennington te onderzoeken, tussen de papieren die door Linnet getekend zouden moeten worden, ligt een vuurwapen.
Dan komt Jackie de mannen opzoeken, zij wil Simon zo graag spreken, hem vertellen hoe veel het haar spijt. Later herinnert Race zich iets belangrijks, Jackie kwam later de eetzaal veel later binnen en totaal buiten adem. Een bemanningslid roept de beide mannen, Louise Bourget is vermoord, haar keel is doorgesneden. En tussen haar vingers heeft zij een briefje van duizend. Zij zou de moordenaar gechanteerd hebben en haar woorden van die middag worden opnieuw naar boven gehaald. Het was juist wel gebeurd, ze was op het dek gebleven en had de moordenaar gezien.


Dan bedenkt Poirot zich iets zeer belangrijks, hij realiseert zich dat ze de hele tijd in de verkeerde richting gedacht hebben. Toen het lichaam van Linnet weggehaald werd kwam Mrs. Otterbourne, zij wilde de mannen vertellen dat zij de moordenaar van Louise gezien had. Juist wanneer zij de naam wil zeggen, wordt zij dood geschoten, uit de richting van de deur. Er is niemand te zien, alleen het wapen van Pennington.
Poirot beveelt iedereen naar de salon te gaan, hij praat over iedereen en iedereen’s motief. Speciale dingen komen naar boven. Zijn slechte wijn, dat hij anders had geslapen die nacht, het zachte geren dat Race had gehoord, de stola van Mrs. Von Schuyler, de vreemde nagellak, die geen nagellak maar rode inkt bleek te zijn. Hij legde de nadruk op de woorden van Lousie, waaruit moest blijken dat zij iets van de moordenaar van Linnet af wist. Zij wilde hints geven, de moordenaar moest dus aanwezig zijn en de enige aanwezige behalve zij zelf en beide mannen, was Simon. Hij zou Linnet vermoord hebben.

De hele theorie achter de moorden werd uitgewerkt. Het schot van Jackie zou Simon gemist hebben, de kogel zou de poot van de stoel waar hij op zat geraakt hebben. Doordat Simon deed alsof het raak was, zou niemand hem verdenken. Toen er hulp gehaald werd, zou hij het pistool onder de sofa vandaan hebben gehaald, zijn schoenen uit gedaan hebben, snel langs stuurboord gerend zijn, de hut van zijn vrouw zijn binnen gegaan, naar haar toe zijn gekropen en haar door het hoofd hebben geschoten. Terug zijn gerend, het wapen in de stola hebben gewikkeld, een kogel in zijn eigen been hebben geschoten, neer zijn gevallen op de sofa en het wapen, gewikkeld in de stola, uit het raampje hebben gegooid. Door de kogel in zijn been had een zeer geloofwaardige alibi. Ook Jackie had een alibi, zij was helemaal overstuur van haar schot en werd dus bewaakt door Mrs. Bowers.
Niemand gelooft dat Simon dit allemaal gepland zou hebben, dat had hij ook niet, degene die dat had gedaan was Jackie. Op een gegeven moment zou hun plan mislopen, Louise had Simon de hut van zijn vrouw zien binnengaan, ze heeft hem gechanteerd. Simon zou hebben opgemerkt dat Louise hem had gezien en zodra hij de kans krijgt verteld hij dit aan Jackie. Ze vermoord Louis met een van Dr. Bessner’s messen. Het moment waarop zij later en buiten adem de eetzaal binnen komt. Wanneer Mrs. Otterbourne wil vertellen dat zij gezien heeft wie Louise vermoord heeft, (aan Race, Poirot en Simon) is Simon hard aan het schreeuwen. Dit was om Jackie te waarschuwen, zij is snel de hut van Pennington binnen gerend, heeft zijn wapen gepakt en Mrs. Otterbourne neergeschoten. Zo hadden Jackie en Simon beiden een alibi. In het begin ontkennen zij ook, later heeft Simon toe. En Jackie komt naar Poirot om met hem te praten. Zij verteld hem het verhaal. Zij en Simon waren erg verliefd, Simon wilde altijd al grote dingen hebben, maar had geen geld. Toen verloor hij ook nog zijn baan. Dan geeft Linnet, waarvan zij beweerd echt gehouden te hebben, hem een baan. Volgens haar deed Linnet er alles aan om Simon af te pakken. Simon vond haar verschrikkelijk, ze zag er goed uit, maar was veel te bazig. Het enige waar hij van hield was haar rijkdom. Misschien moest hij maar met haar trouwen. Dit wilde hij niet, hij vertelde Jackie dat zij de enige was die hij wilde. Dan bekijkt hij het van een andere kant, als hij geluk zou hebben, zou hij met haar trouwen en zou zij na een jaar sterven en haar geld aan hem achterlaten. Jackie bedenkt een plan en wil er voor zorgen dat zij beiden een alibi zouden hebben. Het enige waar zij blij om was, was dat zij ‘it’ (Linnet vermoorden) niet hoefde te doen, dit zou zijn simpelweg niet kunnen. Toen Simon dit gedaan had, wilde hij Jackie spreken, hij vertelde haar dat Louise het gezien had en dat Jackie haar zou moeten vermoorden. Zij was totaal verschrikkelijk bang, maar deed het. Maar nog waren zij niet veilig, Mrs. Otterbourne had het gezien. En daarna handelde zij in een flits.
Later zegt Simon haar dat het hem spijt, maar dat maakt haar niet uit. Dan haalt zij opeens haar pistool (een van de twee) te voorschijn. Schiet Simon dood. En enkele seconden daarna haarzelf, na een lach te hebben geworpen naar Poirot. Een liefdesgeschiedenis, eindigend in een tragedie.

2. Verdiepingsopdracht.

Een brief aan de hoofdpersoon:

Hallo Hercule,

Je dacht vanaf het begin af aan al dat Jacqueline iets zou gaan uitvoeren, misschien wel uit wraak. Toch werd je tijdens het onderzoek op het verkeerde pad gezet, zij was overstuur omdat zij Simon geschoten had en Mrs. Bowers was de hele tijd bij haar aanwezig geweest. Zij was niet in staat om Linnet te vermoorden. Maar het was Jacqueline ook niet, het was Simon. Had je verwacht dat hij zijn eigen vrouw zou vermoorden? Ik had het nooit verwacht, ook niet dat Jacqueline en Simon samen het plan zouden hebben bedacht. Maar achteraf gezien hadden zij best een goede strategie, zij hielden ongelofelijk veel van elkaar, alleen een wens ontbrak en dat was geld. Doordat Simon met Linnet zou trouwen en haar later zou vermoorden, zou hij veel geld krijgen. Dit zou hem en Jacqueline erg gelukkig kunnen maken. Uiteindelijk waren zij allebei ongelukkig en heeft Jacqueline Simon en haarzelf doodgeschoten.
Ik vind dat jouw theorie, die je op een gegeven moment ging uitwerken hierover, erg goed is. Erg slim en professioneel bedacht ook.
Maar hoe kwam je er op een gegeven moment achter dat je daarvoor in een totaal verkeerde richting aan het denken en onderzoeken was? Want je heb bijna alle passagiers ondervraagd en enkele hiervan stonden op het verdachtenlijstje, zoals Andrew Pennington, Rosalie, Mrs. Von Schuyler (zij die ook de parels gestolen zou hebben), Louise Bourget (die na Linnet werd vermoord) en Ferguson. De brief die je geschreven had was ook erg goed en precies. Je gaf motieven voor de moord, zoals het willen roven op haar bezit of het vermoorden wegens haatgevoelens. In deze brief schreef je dat Cornelia, Jim, Simon en Jacqueline de enigen waren met een alibi. Waarom was je daar toen echt zeker van, of vertelde je gevoel je al dat het alibi van de twee moordenaars niet klopte? Maar kon je dit nog niet naar buiten brengen, omdat je dit natuurlijk nog niet zeker wist?

Al met al vind ik dat je op een goede manier gehandeld hebt, toch rustig blijven ondanks dat er zoveel spanning op de boot heerste. Was het soms niet zo dat een gevoel van onbehagen je bekroop? Omdat er toch een moordenaar op de boot zou zijn. Nou, mij zou het in ieder geval wel erg spannend lijken, maar aan de andere kant ook wel een uitdaging. Blijft voor jou elke nieuwe zaak ook weer een nieuwe uitdaging?
Ik hoop dat er nog vele spannende zaken voor jou zullen volgen en dat je deze ook weer op een goede manier kunt oplossen. En wat ik graag nog even wil zeggen: blijf luisteren naar je gevoel!

Groeten, Sharonna


3. Evaluatie.

a) Beargumenteerd eindoordeel:
Ik vond ‘Death on the Nile’ een erg goed boek. Het verhaal was erg spannend en dit zorgde ervoor dat je graag verder wilde lezen. In het begin van het boek kon ik mezelf goed inleven met Jacqueline. Linnet, haar beste vriendin, had haar verloofde afgepakt. Ik vond het wel vreemd dat ze het stel bleef achtervolgen. Toen ik erachter kwam dat Jacqueline en Simon in een complot zaten, vond ik haar en hun plannetje erg gemeen. Hercule Poirot vond ik een erg goede personage. Hij bevat goede eigenschappen, hij bleef rustig tijdens de chaos op de boot en ging op een goede manier onderzoeken. Ik denk dat hij al eerder wist dat Jacqueline en Simon de moordenaars waren, maar hij kon dit natuurlijk vertellen, voordat hij bewijs kon leveren of dat zij bekentenis zouden afleggen.
Het keerpunt in het verhaal, deze is wanneer Poirot zichzelf realiseert dat hij al die tijd in de verkeerde richting heeft gedacht, zorgde ervoor dat de spanning weer steeg.
Agatha Christie heeft inderdaad een erg goede detective geschreven. Ze gaf mij als lezer het gevoel dat ik op een gegeven moment wist wie de dader was, maar dit gevoel bedroog zij door te vermelden dat de daders twee totaal andere mensen waren.
b. Oordeel over de verdiepingsopdracht:
Ik vond de verdiepingsopdracht niet zo moeilijk. Toen ik de brief aan Hercule wilde gaan schrijven, bedacht ik mij dat ik wilde weten of hij al eerder wist wie de daders waren. Deze vraag heb ik hem gesteld. Verder vroeg ik me af of hij niet een bepaalde spanning voelde en of elke nieuwe zaak ook een nieuwe uitdaging blijft. Tot slot hoop ik dat hij echt naar zijn gevoel blijft luisteren, omdat ik denk dat zijn gevoel hem al veel eerder vertelde wie de moordenaars waren. c. Wat is verwarrend of onduidelijk aan de verdiepingsopdracht?
Ik vond de verdiepingsopdracht duidelijk. Anders dan normale verdiepingsopdrachten, maar goed uitvoerbaar.

zaterdag 24 oktober 2009

"Face"


Boekverslag 2 van Sharonna

1. Beschrijvingsopdracht

a) Complete titelbeschrijving:
B. Zephaniah, Face. Great Britain 1999
b) Motivatie van boekkeuze:
Dit boek heb ik gekregen van iemand. De titel 'Face' weergeeft eigenlijk niet veel van het verhaal, je verwacht dat het over het gezicht van iemand gaat. De achterflap van het boek bevat citaten uit het verhaal en deze zorgde ervoor dat ik nieuwsgierig werd naar het verhaal.
c) Korte weergave van de inhoud:
Martin is een jongen die samen met twee andere jongens een vriendenkring vormt, The Gang of Three. Op een avond gaan de drie jongens uit naar een hiphop tent, samen met de vriendin van Martin en ze amuseren zich heel goed. Als ze weer weg gaan zien ze een auto heel hard scheuren door de woonwijken. De auto stopt en de bijrijder, Apache, kent Martin. Hij vraagt of Martin bij hun erin komt zitten om hen naar huis te rijden. Martin’s vriend Mark stemt net als Martin in, alleen Matthew gaat ervandoor. Het vriendinnetje van Martin was daarvoor al thuisgebracht. De auto blijkt van een joyrider te zijn en deze joyrider blijkt ook een raar pakje te bezitten. De bestuurder overtreedt meerdere verkeersregels en krijgt de politie achter zich aan. Apache gooit het pakje uit het raam en ze rijden door. Dan crasht de auto en de Apache verongelukt hierbij. Mark heeft alleen wat lichte verwondingen, maar Martin is er slechter aan toe. Omdat hij niet uit de auto kon komen was hij er te laat uit en ontplofte de auto. Martin loopt ernstige brandwonden aan het ongeluk op. Hij komt in het ziekenhuis te liggen op de brandwondenafdeling. Hij had Mark overgehaald om in de auto te stappen, dus hij voelde zich schuldig. Hij ontdekt dan van zichzelf langzamerhand dat hij er heel slecht aan toe is en dat zijn gezicht altijd verbrand zal blijven. Hij ontdekt dat zijn vrienden het moeilijk hebben met hem. Ze vinden het moeilijk hem te zien. Ook zijn vriendin vindt dat. Als Martin weer naar school gaat na een ingreep door middel van plastische chirurgie, ontdekt hij na een tijdje dat zijn vrienden hem in de steek laten en hij alleen maar contact heeft met mensen die hij eerst niet kende of die hij op de avond die hij uitging in het begin van het verhaal had ontmoet. Hij wordt de captain van het gymnastiekteam van zijn school en richt daar zijn aandacht op. Al zijn oude vrienden gaan andere dingen doen en gaan met andere “gangs” om. Zijn vriendin gaat nu als model door het leven en maakt veel reclames voor een soort shampoo. Hij wil geen medelijden krijgen van andere mensen en wil gewoon behandeld worden als iemand waarmee niets gebeurd is. De jongen die het pakje uit het raam had gegooid heeft een erge straf gekregen voor het stelen van een auto en het joyriden ermee. Met het gymnastiekteam beleeft Martin veel leuke momenten. Hij vindt zijn kracht wel weer een beetje terug na zijn oude vrienden verloren te hebben. Maar op een middag ging hij wandelen en werd hij hard uitgejouwd door kleine kinderen. Hij belt naar zijn personal trainer, Alan Green. Hij helpt Martin door een moeilijke tijd. Ook helpt een jongen, Anthony, die Martin in het ziekenhuis had ontmoet hem door zijn ervaringen te vertellen. Anthony had ook brandwonden en wist er goed mee om te gaan. Met het gymnastiekteam verliest Martin een wedstrijd, maar ze waren wel heel goed, ondanks dat ze gediskwalificeerd waren. Zijn nieuwe vrienden zijn blij met hem omdat hij zo goed was met de gymnastiek en Martin beseft dat hij heel veel heeft gehad aan zijn nieuwe vrienden en dat dat de mensen zijn met wie hij voor altijd om wil gaan.

Het is een mooi boek. In het begin krijg je als lezer medelijden met Martin, maar later verdwijnt dat omdat hij zelf niets van medelijden wil weten. Het boek leert je dat je respect moet hebben voor mensen die er net even iets anders dan normaal uitzien, ook al is dit soms moeilijk. Het heeft me geleerd om niet te snel vooroordelen te hebben over mensen. Ook komt naar voren dat je pas in zware of moeilijkere tijden ontdekt wie je echte vrienden zijn. Zij zullen altijd voor je klaar staan. Het boek is erg geloofwaardig, dit gebeurt regelmatig in de realiteit.

De titel 'Face', die verwachtingen bij mij opriep, verwijst naar het gezicht van Martin dat verminkt is geraakt tijdens een ongeluk. De schrijver kan er ook nog een andere betekenis aan geven. dat je moet kunnen accepteren en dat je het niet zomaar uit de weg kunt gaan. You have to ‘face’ it.

"The Landlady"


The Landlady by Roald Dahl

Billy Weaver had travelled down from London on the
slow afternoon train, with a change at Swindon on the
way, and by the time he got to Bath it was about nine
o’clock in the evening and the moon was coming up
out of a clear starry sky over the houses opposite
the station entrance. But the air was deadly cold and
the wind was like a flat blade of ice on his cheeks.
“Excuse me,” he said, “but is there a fairly cheap
hotel not too far away from here?”
“Try The Bell and Dragon,” the porter answered,
pointing down the road. “They might take you in. It’s
about a quarter of a mile along on the other side.”
Billy thanked him and picked up his suitcase and set
out to walk the quarter-mile to The Bell and Dragon.
He had never been to Bath before. He didn’t know
anyone who lived there. But Mr Greenslade at the
Head Office in London had told him it was a
splendid city. “Find your own lodgings,” he had said,
“and then go along and report to the Branch
Manager as soon as you’ve got yourself settled.”
Billy was seventeen years old. He was wearing a
new navy-blue overcoat, a new brown trilby hat, and
a new brown suit, and he was feeling fine. He
walked briskly down the street. He was trying to do
everything briskly these days. Briskness, he had
decided, was the one common characteristic of all
successful businessmen. The big shots up at Head
Office were absolutely fantastically brisk all the time.
They were amazing.
There were no shops on this wide street that he was
walking along, only a line of tall houses on each
side, all them identical. They had porches and pillars
and four or five steps going up to their front doors,
and it was obvious that once upon a time they had
been very swanky residences. But now, even in the
darkness, he could see that the paint was peeling
from the woodwork on their doors and windows, and
that the handsome white façades were cracked and
blotchy from neglect.
Suddenly, in a downstairs window that was brilliantly
illuminated by a street-lamp not six yards away, Billy
caught sight of a printed notice propped up against
the glass in one of the upper panes. It said BED
AND BREAKFAST. There was a vase of yellow
chrysanthemums, tall and beautiful, standing just
underneath the notice. He stopped walking. He
moved a bit closer. Green curtains (some sort of
velvety material) were hanging down on either side
of the window. The chrysanthemums looked
wonderful beside them. He went right up and peered
through the glass into the room, and the first thing he
saw was a bright fire burning in the hearth. On the
carpet in front of the fire, a pretty little dachshund
was curled up asleep with its nose tucked into its
belly. The room itself, so far as he could see in the
half-darkness, was filled with pleasant furniture.
There was a baby-grand piano and a big sofa and
several plump armchairs; and in one corner he
spotted a large parrot in a cage. Animals were
usually a good sign in a place like this, Billy told
himself; and all in all, it looked to him as though it
would be a pretty decent house to stay in. Certainly it
would be more comfortable than The Bell and
Dragon.
On the other hand, a pub would be more congenial
than a boarding-house. There would be beer and
darts in the evenings, and lots of people to talk to,
and it would probably be a good bit cheaper, too.
He had stayed a couple of nights in a pub once
before and he had liked it. He had never stayed in
any boarding-houses, and, to be perfectly honest,
he was a tiny bit frightened of them. The name itself
conjured up images of watery cabbage, rapacious
landladies, and a powerful smell of kippers in the
living-room.
After dithering about like this in the cold for two or
three minutes, Billy decided that he would walk on
and take a look at The Bell and Dragon before
making up his mind. He turned to go.
And now a queer thing happened to him. He was in
the act of stepping back and turning away from the
window when all at once his eye was caught and
held in the most peculiar manner by the small notice
that was there. BED AND BREAKFAST, it said. BED
AND BREAKFAST, BED AND BREAKFAST, BED
AND BREAKFAST. Each word was like a large black
eye staring at him through the glass, holding him,
compelling him, forcing him to stay where he was
and not to walk away from that house, and the next
thing he knew, he was actually moving across from
the window to the front door of the house, climbing
the steps that led up to it, and reaching for the bell.
He pressed the bell. Far away in a back room he
heard it ringing, and then at once – it must have
been at once because he hadn’t even had time to
take his finger from the bell-button – the door swung
open and a woman was standing there.
Normally you ring the bell and you have at least a
half-minute’s wait before the door opens. But this
dame was a like a jack-in-the-box. He pressed the
bell – and out she popped! It made him jump.
She was about forty-five or fifty years old, and the
moment she saw him, she gave him a warm
welcoming smile.
“Please come in,” she said pleasantly. She stepped
aside, holding the door wide open, and Billy found
himself automatically starting forward into the house.
The compulsion or, more accurately, the desire to
follow after her into that house was extraordinarily
strong.
“I saw the notice in the window,” he said, holding
himself back.
“Yes, I know.”
“I was wondering about a room.”
“It's all ready for you, my dear,” she said. She had a
round pink face and very gentle blue eyes.
“I was on my way to The Bell and Dragon,” Billy told
her. “But the notice in your window just happened to
catch my eye.”
“My dear boy,” she said, “why don't you come in out
of the cold?”
“How much do you charge?”
“Five and sixpence a night, including breakfast.”
It was fantastically cheap. It was less than half of what
he had been willing to pay.
“If that is too much,” she added, “then perhaps I can
reduce it just a tiny bit. Do you desire an egg for
breakfast? Eggs are expensive at the moment. It
would be sixpence less without the egg.”
“Five and sixpence is fine,” he answered. “I should
like very much to stay here.”
“I knew you would. Do come in.”
She seemed terribly nice. She looked exactly like
the mother of one’s best school-friend welcoming
one into the house to stay for the Christmas
holidays. Billy took off his hat, and stepped over the
threshold.
“Just hang it there,” she said, “and let me help you
with your coat.”
There were no other hats or coats in the hall. There
were no umbrellas, no walking-sticks – nothing.
“We have it all to ourselves,” she said, smiling at
him over her shoulder as she led the way upstairs.
“You see, it isn’t very often I have the pleasure of
taking a visitor into my little nest.”
The old girl is slightly dotty, Billy told himself. But at
five and sixpence a night, who gives a damn about
that? – “I should've thought you’d be simply
swamped with applicants,” he said politely.
“Oh, I am, my dear, I am, of course I am. But the
trouble is that I'm inclined to be just a teeny weeny
bit choosy and particular – if you see what I mean.”
“Ah, yes.”
“But I’m always ready. Everything is always ready
day and night in this house just on the off-chance that
an acceptable young gentleman will come along.
And it is such a pleasure, my dear, such a very
great pleasure when now and again I open the door
and I see someone standing there who is just
exactly right.” She was half-way up the stairs, and
she paused with one hand on the stair-rail, turning
her head and smiling down at him with pale lips.
“Like you,” she added, and her blue eyes travelled
slowly all the way down the length of Billy's body, to
his feet, and then up again.
On the first-floor landing she said to him, “This floor
is mine.”
They climbed up a second flight. “And this one is all
yours,” she said. “Here’s your room. I do hope you’ll
like it.” She took him into a small but charming front
bedroom, switching on the light as she went in.
“The morning sun comes right in the window, Mr
Perkins. It is Mr Perkins, isn’t it?”
“No,” he said. “It’s Weaver.”
“Mr Weaver. How nice. I’ve put a water-bottle
between the sheets to air them out, Mr Weaver. It’s
such a comfort to have a hot water-bottle in a strange
bed with clean sheets, don’t you agree? And you
may light the gas fire at any time if you feel chilly.”
“Thank you,” Billy said. “Thank you ever so much.”
He noticed that the bedspread had been taken off
the bed, and that the bedclothes had been neatly
turned back on one side, all ready for someone to
get in.
“I’m so glad you appeared,” she said, looking
earnestly into his face. “I was beginning to get
worried.”
“That’s all right,” Billy answered brightly. “You mustn’t
worry about me.” He put his suitcase on the chair
and started to open it.
“And what about supper, my dear? Did you manage
to get anything to eat before you came here?”
“I’m not a bit hungry, thank you,” he said. “I think I’ll
just go to bed as soon as possible because
tomorrow I’ve got to get up rather early and report to
the office.”
“Very well, then. I’ll leave you now so that you can
unpack. But before you go to bed, would you be
kind enough to pop into the sitting-room on the
ground floor and sign the book? Everyone has to do
that because it’s the law of the land, and we don’t
want to go breaking any laws at this stage in the
proceedings, do we?” She gave him a little wave of
the hand and went quickly out of the room and
closed the door.
Now, the fact that his landlady appeared to be
slightly off her rocker didn’t worry Billy in the least.
After all, she was not only harmless – there was no
question about that – but she was also quite
obviously a kind and generous soul. He guessed
that she had probably lost a son in the war, or
something like that, and had never got over it.
So a few minutes later, after unpacking his suitcase
and washing his hands, he trotted downstairs to the
ground floor and entered the living-room. His
landlady wasn’t there, but the fire was glowing in the
hearth, and the little dachshund was still sleeping in
front of it. The room was wonderfully warm and cosy.
I’m a lucky fellow, he thought, rubbing his hands.
This is a bit of all right.
He found the guest-book lying open on the piano,
so he took out his pen and wrote down his name
and address. There were only two other entries
above his on the page, and, as one always does
with guest-books, he started to read them. One was
a Christopher Mulholland from Cardiff. The other was
Gregory W. Temple from Bristol.
That’s funny, he thought suddenly. Christopher
Mulholland. It rings a bell.
Now where on earth had he heard that rather unusual
name before?
Was he a boy at school? No. Was it one of his
sister’s numerous young men, perhaps, or a friend
of his father’s? No, no, it wasn’t any of those. He
glanced down again at the book.
Christopher Mulholland, 231 Cathedral Road, Cardiff
Gregory W. Temple, 27 Sycamore Drive, Bristol
As a matter of fact, now he came to think of it, he
wasn’t at all sure that the second name didn’t have
almost as much of a familiar ring about it as the first.
“Gregory Temple?” he said aloud, searching his
memory. “Christopher Mulholland? …”
“Such charming boys,” a voice behind him
answered, and he turned and saw his landlady
sailing into the room with a large silver tea-tray in her
hands. She was holding it well out in front of her, and
rather high up, as though the tray were a pair of reins
on a frisky horse.
“They sound somehow familiar,” he said.
“They do? How interesting.”
“I’m almost positive I’ve heard those names before
somewhere. Isn’t that queer? Maybe it was in the
newspapers. They weren’t famous in any way, were
they? I mean famous cricketers or footballers or
something like that?”
“Famous,” she said, setting the tea-tray down on the
low table in front of the sofa. “Oh no, I don’t think
they were famous. But they were extraordinarily
handsome, both of them, I can promise you that.
They were tall and young and handsome, my dear,
just exactly like you.”
Once more, Billy glanced down at the book. “Look
here,” he said, noticing the dates. “This last entry is
over two years old.”
“It is?”
“Yes, indeed. And Christopher Mulholland’s is
nearly a year before that – more than three years
ago.”
“Dear me,” she said, shaking her head and heaving
a dainty little sigh. “I would never have thought it.
How time does fly away from us all, doesn’t it, Mr
Wilkins?”
“It’s Weaver,” Billy said. “W-e-a-v-e-r.”
“Oh, of course it is!” she cried, sitting down on the
sofa. “How silly of me. I do apologise. In one ear
and out the other, that’s me, Mr Weaver.”
“You know something?” Billy said. “Something that’s
really quite extraordinary about all this?”
“No, dear, I don’t.”
“Well, you see – both of these names, Mulholland
and Temple, I not only seem to remember each one
of them separately, so to speak, but somehow or
other, in some peculiar way, they both appear to be
sort of connected together as well. As though they
were both famous for the same sort of thing, if you
see what I mean – like … like Dempsey and
Tunney, for example, or Churchill and Roosevelt.”
“How amusing,” she said. “But come over here now,
dear, and sit down beside me on the sofa and I’ll
give you a nice cup of tea and a ginger biscuit
before you go to bed.”
“You really shouldn’t bother,” Billy said. “I didn’t
mean you to do anything like that.” He stood by the
piano, watching her as she fussed about with the
cups and saucers. He noticed that she had small,
white, quickly moving hands, and red finger-nails.
“I’m almost positive it was in the newspapers I saw
them,” Billy said. “I’ll think of it in a second. I’m sure I
will.”
There is nothing more tantalising than a thing like this
which lingers just outside the borders of one’s
memory. He hated to give up.
“Now wait a minute,” he said. “Wait just a minute.
Mulholland ... Christopher Mulholland ... wasn’t that
the name of the Eton schoolboy who was on a
walking-tour through the West Country, and then all
of a sudden ...”
“Milk?” she said. “And sugar?”
“Yes, please. And then all of a sudden ...”
“Eton schoolboy?” she said. “Oh no, my dear, that
can’t possibly be right because my Mr Mulholland
was certainly not an Eton schoolboy when he came
to me. He was a Cambridge undergraduate. Come
over here now and sit next to me and warm yourself
in front of this lovely fire. Come on. Your tea’s all
ready for you.” She patted the empty place beside
her on the sofa, and she sat there smiling at Billy
and waiting for him to come over.
He crossed the room slowly, and sat down on the
edge of the sofa. She placed his teacup on the
table in front of him.
“There we are,” she said. “How nice and cosy this is,
isn’t it?”
Billy started sipping his tea. She did the same. For
half a minute or so, neither of them spoke. But Billy
knew that she was looking at him. Her body was
half-turned towards him, and he could feel her eyes
resting on his face, watching him over the rim of her
teacup. Now and again, he caught a whiff of a
peculiar smell that seemed to emanate directly from
her person. It was not in the least unpleasant, and it
reminded him – well, he wasn’t quite sure what it
reminded him of. Pickled walnuts? New leather? Or
was it the corridors of a hospital?
“Mr Mulholland was a great one for his tea,” she said
at length. “Never in my life have I seen anyone drink
as much tea as dear, sweet Mr Mulholland.”
“I suppose he left fairly recently,” Billy said. He was
still puzzling his head about the two names. He was
positive now that he had seen them in the
newspapers – in the headlines.
“Left?” she said, arching her brows. “But my dear
boy, he never left. He’s still here. Mr Temple is also
here. They’re on the third floor, both of them
together.”
Billy set down his cup slowly on the table, and
stared at his landlady. She smiled back at him, and
then she put out one of her white hands and patted
him comfortingly on the knee. “How old are you, my
dear?” she asked.
“Seventeen.”
“Seventeen!” she cried. “Oh, it’s the perfect age! Mr
Mulholland was also seventeen. But I think he was a
trifle shorter than you are, in fact I’m sure he was,
and his teeth weren’t quite so white. You have the
most beautiful teeth, Mr Weaver, did you know that?”
“They’re not as good as they look,” Billy said.
“They’ve got simply masses of fillings in them at the
back.”
“Mr Temple, of course, was a little older,” she said,
ignoring his remark. “He was actually twenty-eight.
And yet I never would have guessed it if he hadn’t
told me, never in my whole life. There wasn’t a
blemish on his body.”
“A what?” Billy said.
“His skin was just like a baby’s.”
There was a pause. Billy picked up his teacup and
took another sip of his tea, then he set it down again
gently in its saucer. He waited for her to say
something else, but she seemed to have lapsed
into another of her silences. He sat there staring
straight ahead of him into the far corner of the room,
biting his lower lip.
“That parrot,” he said at last. “You know something?
It had me completely fooled when I first saw it
through the window from the street. I could have
sworn it was alive.”
“Alas, no longer.”
“It’s most terribly clever the way it’s been done,” he
said. “It doesn’t look in the least bit dead. Who did
it?”
“I did.”
“You did?”
“Of course,” she said. “And have you met my little
Basil as well?” She nodded towards the dachshund
curled up so comfortably in front of the fire. Billy
looked at it. And suddenly, he realised that this
animal had all the time been just as silent and
motionless as the parrot. He put out a hand and
touched it gently on the top of its back. The back
was hard and cold, and when he pushed the hair to
one side with his fingers, he could see the skin
underneath, greyish-black and dry and perfectly
preserved.
“Good gracious me,” he said. “How absolutely
fascinating.” He turned away from the dog and stared
with deep admiration at the little woman beside him
on the sofa. “It must be most awfully difficult to do a
thing like that.”
“Not in the least,” she said. “I stuff all my little pets
myself when they pass away. Will you have another
cup of tea?”
“No, thank you,” Billy said. The tea tasted faintly of
bitter almonds, and he didn’t much care for it.
“You did sign the book, didn’t you?”
“Oh, yes.”
“That’s good. Because later on, if I happen to forget
what you were called, then I can always come down
here and look it up. I still do that almost every day
with Mr Mulholland and Mr . . . Mr...”
“Temple,” Billy said. “Gregory Temple. Excuse my
asking, but haven’t there been any other guests
here except them in the last two or three years?”
Holding her teacup high in one hand, inclining her
head slightly to the left, she looked up at him out of
the corners of her eyes and gave him another gentle
little smile.
“No, my dear,” she said. `Only you.'


Achtergrond informatie
Dit kort verhaal is geschreven door Roald Dahl.
Billy Weaver arriveert op het treinstation in Bath. Hij wil een plekje voor de nacht vinden. Wanneer hij door de hoofdstraat loopt ziet hij ‘Bed and Breakfast Inn’. Het ziet er niet aantrekkelijk uit, maar toch gaat hij er heen. De waardin verwelkomt hem en nodig hem uit voor een kopje thee beneden. Het blijkt dat zij alleen mooie, jonge en rijke mannen uitnodigt.
De vrouw heeft een hele rare ‘hobby’. Ze verteld Billy dat ze in het verleden maar twee gasten heeft gehad, het blijkt dat ze deze heeft opgezet (net zoals bij dieren). Hetzelfde lot zal Billy ondergaan…

Billy komt over als iemand die nog niet veel ervaring heeft opgedaan in zijn leven. Hij is een naïef persoon, denkt dat de vrouw gewoon een beetje gek is. Hij heeft dus totaal niet door dat zij met een plan bezig is. Wij vinden hem een zielig persoon, omdat wij als lezers weten wat hem te wachten staat, terwijl hij het zelf niet eens doorheeft.
De waardin is een heel vreemd mens. Zij heeft in al die tijd maar twee gasten in haar bed and breakfast gehad en deze hebben het gebouw dus nooit meer verlaten. Wat zij doet is eigenlijk iets wat niet door de beugel kan. Wij zouden bijna kunnen zij dat ze gestoord is, ze is in ieder geval een mens met verkeerde bedoelingen. Zij is gemeen.

De tijd en plaats waarin het verhaal zich afspeelt versterkt de gesprekken en gebeurtenissen in het verhaal. Het speelt zich af in een hotelletje in Londen op een donkere avond. Deze avond weerspiegelt onguur, dit geeft een versterkend effect, aangezien de hoofdpersoon veel te wachten staat.

Het stuk waarin duidelijk wordt dat de twee eerdere gasten het hotel nooit hebben verlaten: “I suppose he left fairly recently,” Billy said. He was still puzzling his head about the two names. He was positive now that he had seen them in the newspapers – in the headlines.
“Left?” she said, arching her brows. “But my dear boy, he never left. He’s still here. Mr Temple is also here. They’re on the third floor, both of them together.”
Dit stuk is eigenlijk het hoogtepunt van het verhaal, hierin kom je als lezer het plan van de gemene, oude vrouw min of meer te weten.
Maar Billy heeft nog steeds niet door dat de vrouw iets van plan is, hij zit gewoon naast haar met zijn onwetendheid. Wel is hij aan het nadenken waarom die twee namen (van de twee eerdere gasten) hem zo bekend voorkomen: “Well, you see – both of these names, Mulholland and Temple, I not only seem to remember each one of them separately, so to speak, but somehow or other, in some peculiar way, they both appear to be sort of connected together as well. As though they were both famous for the same sort of thing, if you see what I mean…” Als lezer weet je welke connectie Billy eigenlijk bedoelt. De twee namen zijn met elkaar verbonden, omdat beiden mannen allebei verdwenen waren voor de buitenwereld, zij staan op de derde etage van het hotel.

Onze mening
Het verhaal bevat een zekere spanning. De vrouw verteld Billy doodgewoon dat de twee mannen nog op de derde verdieping staan, Billy maakt zich hier niet zo druk om. Maar voor ons als lezers wekt dat toch bepaalde verwachtingen op, waarom staan die mannen daar.
De hoofdpersoon is erg onwetend, eigenlijk is het zielig dat hij na een tijd praten nog niet door heeft dat de vrouw wat van plan heeft. Het lijkt ons raar dat je dat niet door hebt, als er in een hotel nooit meer dan twee gasten zijn geweest en er nog steeds zijn.
Roald Dahl heeft het verhaal ‘The Landlady’ goed geschreven. Hij heeft beschrijvingen op een mysterieuze manier beschreven die je aan het denken zet.
Toch blijft het een vreemd verhaal en over de vrouw kan je niets anders zeggen dan dat zij gek is. Een erg vreemde bezigheid, mensen opzetten…

vrijdag 23 oktober 2009

"Mort aux Chats"



Mort aux Chats by Peter Porter

There will be no more cats.
Cats spread infection,
cats pollute the air,
cats consume seven times
their own weight in food a week,
cats were worshipped in
decadent societies (Egypt
and Ancient Rome), the Greeks
had no use for cats. Cats
sit down to pee (our scientists
have proved it). The copulation
of cats is harrowing; they
are unbearably fond of the moon.
Perhaps they are all right in
their own country but their
traditions are alien to ours.
Cats smell, they can’t help it,
you notice it going upstairs.
Cats watch too much television,
they can sleep through storms,
they stabbed us in the back
last time. There have never been
any great artists who were cats.
They don’t deserve a capital C
except at the beginning of a sentence.
I blame my headache and my
plants dying on to cats.
Our district is full of them,
property values are falling.
When I dream of God I see
a Massacre of Cats. Why
should they insist on their own
language and religion, who
needs to purr to make a point?
Death to all cats! The Rule
of Dogs shall last a thousand years!

Commentaar
Dit gedicht is geschreven door Peter Porter en gepubliceerd in 1972.
De titel van het gedicht 'Mort aux Chats', betekent 'Dood op katten'. In het gedicht worden heel veel redenen gegeven waarom katten voor overlast zorgen en dus verwijderd zouden moeten worden uit het land. Zo wordt er bijvoorbeeld verteld dat zij infecties verspreiden, te veel eten, te veel voortplanten, overal zomaar plassen, vies ruiken en zich niet aanpassen aan ons.
Het is een vrij grof gedicht, vooral als je liefde voor dieren hebt.

Maar naast de 'gewone' betekenis van dit gedicht, katten zorgen voor overlast, zou je ook een diepere betekenis kunnen toekennen. We zouden ons kunnen afvragen waarom de schrijver nou over katten schrijft. Hij zou voor deze 'katten' ook iets anders kunnen bedoelen.
Wij denken dat de schrijver de katten gebruikt om buitenlanders, asielzoekers te bekritiseren.
Dit kunnen wij opmaken uit verschillende zinnen, deze zouden dus een soort argumenten voor ons standpunt kunnen zijn. Hieronder volgen deze:
'cats consume seven times their own weight in food a week' - hier wordt bedoelt dat er flink geprofiteerd wordt.
'perhaps they are all right in their own country but their traditions are alien to ours' - hier wordt gezegd dat ze in hun eigen land op hun plek zouden zijn, maar zich hier niet aanpassen. Met deze zin kan de schrijver moeilijk bedoelen dat katten in hun eigen land thuishoren (aangezien zij meestal bij mensen thuis leven) en dit zou dus een kritiek kunnen zijn op buitenlanders die de nieuwe taal niet willen leren.
'Our district is full of them' - er wordt bedoelt dat er steeds meer buitenlanders komen, zij krijgen een verblijfplaats enz. toegewezen en krijgen geld (profiteren). Dan komt erbij dat zij een verblijfvergunning kunnen krijgen en hun familie hierheen kunnen halen, er komen er nog meer. 'Why should they insist on their own language and religion' - hiermee wordt ook bedoeld dat zij zich niet willen aanpassen. Ze houden hun eigen taal en tradities en deze botsen regelmatig met onze samenleving. Ook hiermee kan de schrijver geen katten bedoelen.
Met de laatste regel 'The Rule of Dogs shall last a thousand years', kan hij zijn eigen volk bedoelen. De honden, ons volk, worden dan op een zeer positieve manier bekeken en de katten, de buitenstaanders, worden op een zeer negatieve manier bekeken.

De vraag die je dus bij dit gedicht kunt stellen, is of de schrijver werkelijk een hekel aan katten heeft en hier veel kritiek op wil leveren. Dat hij vindt dat katten 'weg' moeten. Of bedoelt hij een volk, zoals buitenlanders met deze katten. En heeft hij door hen te vergelijken met katten een goede manier gevonden om hen af te kraken en te bekritiseren. Wij denken het laatste.

"Anthem for Doomed Youth"


Anthem for Doomed Youth – by Wilfred Owen

What passing-bells for these who die as cattle?
Only the monstous anger of the guns.
Only the stuttering rifles' rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.
No mockeries now for them; no prayers nor bells,
Nor any voice of mourning save the choirs,--
The shrill, demented choirs of wailing shells;
And bugles calling for them from sad shires.
What candles may be held to speed them all?
Not in the hands of the boys, but in their eyes
Shall shine the holy glimmers of good-byes.
The pallor of girls' brows shall be their pall;
Their flowers the tenderness of patient minds,
And each slow dusk a drawing-down of blinds.
Achtergrond informatie
Wilfred Owen is bekend door zijn gedichten ‘Anthem for doomed youth’ en ‘Dulce Decorum Est’. Met zijn gedichten heeft hij veel invloed gehad op de houding van mensen tegenover de oorlog. Hij schrijft op een manier die gevoelens van medelijden koppelt aan de harde realiteit.
De titel van het gedicht ‘Anthem for Doomed Youth’ betekent ‘Het lied voor de (ten dode) gedoemde jongelui’. Een ‘Anthem’ is een volkslied, ook wel een ‘solemn song’, een ernstig geschreven lied.
Het gedicht bevat veel vergelijkingen. Het begint met doodsklokken die klinken voor jonge soldaten, zij worden vergeleken met het vee, dat op een gruwelijke manier geslacht wordt. Maar het geluid van deze doodsklokken staat eigenlijk voor de monsterlijke herrie die de geweren maken. De soldaten die naar het slagveld gestuurd zijn, hebben eigenlijk geen toekomst meer, ‘can patter out their hasty orisons.’ Schijnvertoningen van hen, die bidden of klokken luiden, helpen niet, omdat zij toch de dood worden ingejaagd.
Er volgt weer een vergelijking, geen enkele vertoning van rouw kan de koren redden, met deze koren worden koren van huilende granaten bedoeld. Een laatste lied klinkt voor de soldaten ‘a bugle’.
In de tweede strofe worden kaarsen opgestoken ‘to speed them all’, om de soldaten een goede reis, het is een eerbetoon. In de ogen van de soldaten is een schijnsel te zien, hiermee zeggen zij eigenlijk al gedag tegen iedereen, zij weten dat zij het niet zullen overleven. ‘shall shine the holy glimmers of good-byes.’
Als toeschouwers van de stoet met soldaten, en enkele gesneuvelden, staan vrouwen. Zij zijn lijkbleek, door de hele toestand, of omdat zij een geliefde hebben verloren. Hun gezichten zijn spierwit, lijkbleed. Deze gezichten worden vergeleken met een lijkkleed, wat over de doodskist komt te liggen. Hun bloemen tonen de zachtaardigheid en hun stille gedachten.
And each slow dusk a drawing-down of blinds’, dit betekend letterlijk het neerlaten van de rolluiken bij schermering. De gedachte hierachter is dat de vrouwen die hun geliefde verloren hebben alleen overblijven, en ’s avonds alleen zitten. Het woord ‘dusk’ weergeeft een donkere, trieste betekenis aan het einde van het gedicht.

Het gedicht heeft een hele belangrijke boodschap, het toont protest tegen soldaten die naar het slagveld worden gestuurd.
Ook bevat het dus veel vergelijkingen, hiermee komt de boodschap van het gruwelijke nog beter over. Enkele belangrijke vergelijkingen zijn: de koren die worden vergeleken met alle granaten, de spierwitte gezichten die worden vergeleken met de lijkkleden en de rolluiken die worden neergelaten die worden vergeleken met de achtergebleven vrouwen in schemer.
Er zijn ook een aantal nelangrijke woorden die licht of donker uitdrukken. Zoals dusk: de schemering staat voor eenzaamheid, candles: het licht geeft eerbetoon en holy glimmers: de gezichtsuitdrukking van de soldaten, die hiermee gedag zeggen.

Onze mening
We vinden ‘Anthem for Doomed Youth’ een mooi gedicht. Het kritiek op de soldaten die naar het slagveld worden gestuurd, komt erg duidelijk over. Dit komt door de vele vergelijkingen, zoals het donker dat voor eenzaamheid staat en het licht dat voor eerbetoon staat. Het gedicht zet je ook aan het denken omdat granaten worden vergeleken met koren, en spierwitte gezichten met lijkkleden.
We vinden het erg goed dat de schrijver kritiek toont op de oorlogsomstandigheden, deze zijn erg slecht en hierdoor sneuvelen ongelofelijk veel soldaten. Hun vrouwen blijven hierdoor alleen achter. Sommige delen in het gedicht zijn dus ook zielig.

donderdag 22 oktober 2009

"The Memory Box"



Boekverslag 2 van Sharonna

1. Beschrijvingsopdracht

a) Complete titelbeschrijving:
M. Forster, The memory box. Londen 2000 (eerste druk)
b) Motivatie van boekkeuze:
Ik heb voor dit boek gekozen omdat ik veel over de schrijfster heb gehoord. Ik heb gekeken waar het boek over ging en het leek mij een boeiend en interessant boek over dood, herinneringen en onderzoek.
c) Korte weergave van de inhoud:
Het boek gaat over een jonge fotograve, Catherine Hope. Zij woont samen met haar vader en haar stiefmoeder Charlotte. Haar echte moeder, Susannah is overleden. Zij werd gezien als de perfecte vrouw, blond haar, blauwe ogen en een mooie huid. Catherine wordt door iedereen vergeleken met haar meoder, terwijl zij hier totaal niet op lijkt met haar donkere haar en ogen en donker getinte huid. Zij vindt het niet leuk dat zij wordt vergeleken met een dode vrouw.

Ze wonen in een groot huis in Oxford, wat later voor Catherine bestemd zou zijn. Op de zolder van dit huis is 'the memory box' opgeslagen. De doos zit vol herinneringen en zou later bestemd zijn voor Catherine. Wanneer zij 21 jaar oud is, zijn haar vader en Charlotte overleden, acht maanden na elkaar op jonge leeftijd. Catherine blijft achter met het huis, vol herinneringen. ZIj komt alle schetsen van haar vader, die architect was, tegen en besluit deze weg te gooien. Daarna vindt zij de herinneringendoos. Ze laat het huis verkopen en gaat in een leuk flatje wonen. Nadat ze haar flat heeft ingericht besluit ze de doos uit te pakken. Het lalbel bevat de tekst: 'For my darling Catherine Hope, in the future.' Dit roept bij Catherina al vele vragen op. Wanneer ze gaat uitpakken ziet ze de zorgvuldigheid van haar moeder. De doos bevat objecten. Catherine gaat bij elk object op zoek naar de 'betekenis', waarom Susannah het voorwerp in de doos heeft gestopt. Wanneer ze steeds enthousiaster wordt over de voorwerpen, komt ze steeds meer te weten over het leven van haar moeder. Ze merkt dat haar moeder indirect veel invloed op haar heeft gehad. En toen ze klaar was was met de herinneringen en het uitzoeken van de voorwerpen, kwam ze tot de conclusie. Zij, Catherine, is een trotste, onafhankelijke vrouw en ze heeft vele waarheden over zichzelf ontdenkt.

"The man who married himself"


The man who married himself by Charlie Fish

Why not?' With those two words, my good friend Reverend Zatarga changed the course of my life. When he said them to me, he had just spent two hours on the telephone with Bishop Fleming discussing various sections of the Bible in excruciatingly fine detail. He pointed out that Leviticus warns Christians not to marry their sister, aunt, mother, mother-in-law, daughter or even their granddaughter (should they be tempted). But nowhere in the good book is there a rule against marrying oneself. So when I told Reverend Zatarga that was exactly what I wanted to do, he eventually conceded those two fateful words: 'Why not?' Of course, the Bible also neglects to forbid anyone from marrying great-grandmothers, tables or pet fish. I wouldn't be surprised to learn that Bishop Fleming ended up marrying his beloved French poodle as a result of all this. Or his blanket - after all he's been sleeping with it for years. Anyway, once I convinced the good Reverend to let me marry the man of my dreams, I had to convince my mother and father. I'd have to say that between an international religion, firmly established for two millennia, and my own humble parents, my parents were far more difficult to persuade. My mother just wouldn't take it seriously at first. OK, very few people took it seriously, but I needed her to know I meant it. She kept asking me silly things like 'Why marry - you can just live with yourself?' or 'What will you wear for the wedding?' And sadly, it drove my father quite mad. Literally. For years after the wedding he spent days typing up articles for a wide variety of news journals, record books and space administration newsletters claiming that he was the first person to have had sex in space. He seemed quite convinced, despite the fact that the closest he had come to space was the big button on his computer keyboard. When asked who he had allegedly had sex with, he would usually pause briefly for dramatic effect, turn his wild eyes towards you and yell shrilly: 'Myself!' I would have hoped that I could trust my best friends to be sympathetic towards my cause, but I think it was all a bit of a joke for them. They were often supportive, but after the wedding they just spent a lot of time making fun of me. Some of the wedding presents I received from them were quite demeaning: pornographic magazines, silk gloves, even a ceiling mirror. And I'm disappointed in them for not stifling their mirth when Reverend Zatarga recited the marriage vows: 'Will you keep yourself as a husband, to live as one in marriage? Will you love and comfort yourself, obey and honour yourself in sickness and in health, and be faithful to yourself as long as you shall live?' I swear one of my friends wet himself laughing.


I had a great honeymoon in Las Vegas, gambling away all my savings with nobody to nag me about how much money I was spending. I had a penthouse suite in the Luxor hotel for the night of consummation . . . I had many reasons for getting married when I did, apart from the tax benefits of course (trying to make the tax inspector understand that I was my own spouse was hell, though). Ever since I understood the concept of wedlock, I longed for a partner that I could trust. I wanted to have someone with me always, to whom I could tell all my deepest, darkest secrets without having them laugh at me. Unfortunately, although getting girlfriends was usually not too big a problem for me, I tended to have excruciatingly bad taste. Then I realised that my perfect partner was closer to home than anyone could have realised. Altogether, I think the marriage was a great success for the most part. I rarely argued with my spouse; in fact I found myself to be the best conversation holder around. The few times that I did argue, I always won. And the sex was, well - it was whatever I made of it. There was some media intrusion of course, lots of cheap journalists trying to cash in on this unusual union. I found some of their articles amusing, and others quite offensive, especially the ones dubbing me the most conceited and/or narcissistic man in the world. I don't think I'm such an egotist, I just happen to enjoy my company. I suppose it was a hormonal thing, a stage of life or something, that made me suddenly crave a child. The cliche is that I realised I was mortal, and I therefore wanted to pass on my genes. So after many days weighing up the pros and cons I decided to split up from my husband in order to find a wife. I had a chat with Reverend Zatarga, and he informed me that I couldn't just file for a divorce on a moment's notice. I had to have legitimate justification. Curiously, wanting a baby wasn't on the list of good reasons to divorce. As the good Reverend explained, I could only divorce if I had been living apart from my spouse for at least a year which would be difficult without major surgery or if my spouse had treated me cruelly or been imprisoned for at least a year. I wasn't particularly willing to beat myself up a bit or lounge around in prison just so I could divorce myself. That left one option: Adultery. I just had to have sex with someone other than myself; normal, straight, human sex, and I could be free from the bonds of marriage.


And so it was that I reluctantly removed my wedding ring and started searching for a mate. My friends were cruel about it, saying that I was separating to stop myself from going blind. I think my mother was relieved when I told her that my relationship with myself was coming to an end. My father just paused for dramatic effect, turned his wild eyes towards me and yelled shrilly: 'Myself!' Maybe he really is on another world. I expected it to take me quite a while to find someone who was both willing to sleep with me and who hadn't read the newspapers enough to know that I was already married, but I soon found a plain-faced Malaysian girl who was relatively easy to seduce. The sex was, to be honest, rather disappointing. It seemed that she knew almost nothing of what turns a man on, whereas by that point I myself had become quite an expert. I suppose it wasn't great for her either - I wasn't practised in pleasuring members of the fairer sex. The divorce was easy after that. It seemed that the church was keen to split me apart, as if my marriage had been a big mistake. I felt quite lonely for several months after the break-up. At least the local psychiatrist (specialising in multiple personality disorders) stopped sending me his damned business cards every week. It took me nearly a decade to find a good wife who didn't think she'd be marrying into a threesome. Most of that time was just waiting for the media to forget about 'The Man Who Married Himself'. Meanwhile, I wrote an autobiography with that very title. Included in the book was a detailed account of my marriage to myself, including the ups and downs of living with myself, how I dealt with everyone's criticism of me and my husband, and some intimate details of my relationship. I think it was these sections that made the book a real success when it was published some years later. People were just curious to read about the implications of such an unusual marriage. I suppose it made people think. They would read my book and ask themselves: 'Am I easy to live with? If I had to live with me, could I do it?' They all stopped searching for their Mister or Little Miss Right for just a moment to ask themselves if they would ever make a good spouse for anyone.


I didn't hear of any copycat self-marriages, which probably either means the media lost interest or the church is determined not to let it happen again. Anyway, that's all behind me now. My wife and I have just moved into a new home, big enough to accommodate our new child when he is born. I am happy now. In fact, right now I can't wipe the smile off my face. You see, our next door neighbours are Bishop Fleming and his lovely wife, the French poodle.


Achtergrond informatie
Dit korte verhaal is geschreven door Charlie Fish. Het verhaal is opvallend door de ‘Britse humor.’
Het verhaal gaat over een man die met zich zelf wil trouwen. Voordat hij dit gaat doen gaat er nog wat aan vooraf. Hij legt zijn goede vriend, Reverend Zatarga, uit dat het volgens de bijbel verboden is om met je moeder, zus, tante, dochter of zelfs kleindochter te trouwen. Maar dat er nergens in het boek staat dat je niet met jezelf mag trouwen. Zijn vriend begrijpt dit niet en deze verwarring wordt enkele keren herhaalt met de woorden ‘Why not?’
Het vertelt hem dat het hem niet verbazen als de bisschop bijvoorbeeld zal eindigen in een huwelijk met zijn Franse poedel. Omdat de bijbel huwelijken met voorwerpen en dieren verbiedt.
De man besluit dat hij met een andere man wil trouwen, maar zijn ouders zijn erg moeilijk over te halen. Zij moeder vraagt zich af waarom hij wil trouwen, hij kan toch gelukkig zijn met zichzelf?
De man besluit met zichzelf te trouwen. Hij had gehoopt dat zijn beste vrienden hier tegen over een sympathieke houding zouden hebben, maar dit was helaas niet zo, zij zagen het als een grap. De man kreeg dan ook zeer ‘toepasselijke’ huwelijkscadeaus. Zijn vriend Zatarga zegt hem de huwelijksbelofte, terwijl iedereen zijn lach moet inhouden: ‘Will you keep yourself as a husband, to live as one in marriage? Will you love and comfort yourself, obey and honour yourself in sickness and in health, and be faithful to yourself as long as you shall live? Maar toch heeft de man een mooie huwelijksreis, niemand die er op let hoeveel geld hij uitgeeft. En hij was tevreden, hij had iemand gevonden die hij kon vertrouwen en waarmee hij zijn diepste geheimen kon delen. Met de zin ‘Then I realised that my perfect partner was closer to home than anyone could have realised,’ bedoelt hij dus zichzelf als partner.

Op een gegeven moment krijgt hij toch een verlangen, het verlangen naar een kind. Hij denkt zelf dat het komt door zijn hormonen. De gedachte hierachter was niet het verhaal van de hormonen, maar dat hij zich realiseerde dat hij ook kon sterven en dat dan niemand zijn genen zou hebben. Hij was vastbesloten te gaan scheiden en een vrouw te zoeken, maar zijn vriend vertelde hem dat dit niet zomaar mogelijk was. Er bleef maar een optie over, vreemdgaan, dus weg met die ring. Toen hij tegen zijn ouders vertelde: ‘the relationship with myself had come to an end,’ was zijn moeder opgelucht. Zijn vader ging echter door het lint, bij het horen van ‘myself,’ volgens de man leek het alsof zijn vader in een andere wereld leefde.
Het duurde even voordat de man een ander gevonden had, de nieuwsbladen stonden vol met roddels over de man die met zichzelf trouwde, maar hij vond een meisje.
De kerk was daarna gewillig, met als punt dat het hele huwelijk een grote fout was. (Toch vond de man zelf van niet, omdat hij veel van zichzelf geleerd heeft.)
Hierna kon hij geen vrouw vinden en besloot een autobiografie te schrijven met als titel ‘The Man Who Married Himself.’ Hierin beschrijft hij de voordelen en nadelen van met je zelf leven. Hij beschrijft gedetailleerd en dit maakt het boek een groot succes.
De grote vraag voor de mensen die hij opriep met zijn boek, was: ‘Ben ik een makkelijk persoon om mee samen te leven. Als ik met mezelf zou moeten leven, kan ik dat dan? Even een moment niet aan je perfecte partner denken, maar aan jezelf.
Dit alles in nu achter hem. En hij en zijn vrouw zijn net ingetrokken in hun nieuwe huis, groot genoeg voor het kind dat op komst is. De man verteld dat hij gelukkig is, en een grote glimlach niet van zijn gezicht af krijgt: ‘I am happy now. In fact, right now I can’t wipe the smile off my face.’ Het verhaal eindigt met de zin ‘You see, our next door neighbours are Bishop Fleming and his lovely wife, the French poodle.’ Hiermee toont aan dat zijn theorie (aan het begin van het verhaal) is uitgekomen.

Dit verhaal bevat een aantal belangrijke kenmerken. Ten eerste wordt er verteld vanuit het ik-perspectief, de man. Hierdoor krijg je uitgebreide informatie over zijn gedachtegang en gevoelens.
Het verhaal bevat lichte kritiek op de bijbel, deze verbiedt namelijk een huwelijk met bijvoorbeeld je moeder of zus, maar ook met dieren en voorwerpen. De man maakt hier een spottende theorie van, welke later wel uitkomt. ‘…Bishop Fleming and his lovely wife, the French poodle…’
Daarnaast bevat het verhaal een belangrijke verwijzing. In het begin praat de man over het huwelijk, met wie je volgens de bijbel en de bisschop wel en niet zou mogen trouwen. Hij spreekt hier zijn theorie uit dat de bisschop nog wel eens zou kunnen eindigen met een poedel. Het verhaal eindigt met een bevestiging van deze theorie. Dit beeld onder andere de humor in het verhaal uit.
Ook klinkt het natuurlijk grappig dat iemand met zichzelf wil trouwen, en misschien kan je de man ook wel een beetje voor gek verklaren. Maar er zit ook een zeer serieus idee achter. Hij gelooft in een toekomst met zichzelf. Dit is eigenlijk een boodschap voor ons, de lezers en iedereen, dat we altijd in ons zelf moeten blijven geloven. De vraag ‘Would I marry me?’ zou ons veel onzekerheid opleveren, daarom is het goed over jezelf na te denken. En pas als je weet hoe je zelf bent en met jezelf gelukkig bent, kan je pas gelukkig worden met een ander.

Onze mening
In eerste instantie is dit een komisch verhaal, je begint te lezen en komt erachter dat de man met zichzelf wil trouwen. Dit lijkt belachelijk, maar naar mate je verder leest kom je er achter dat het toch ook serieus bedoelt is. En richting het einde van het verhaal wordt de boodschap van het verhaal duidelijk. De man trouwde met zichzelf, om zichzelf te ontdekken en om gelukkig te worden met zichzelf. En op het einde van het verhaal is hij gelukkig getrouwd met een vrouw en is er een kind op komst. Dit betekent dat wij ook eerst ons zelf moeten leren kennen, voordat we dit met een ander kunnen delen. We vinden dit een erg goede boodschap, iets waar je eigenlijk nooit zo over na denkt.
Het verhaal is dus goed geschreven, het bevat veel humor. Het verhaal tovert een glimlach op je gezicht, maar onbewust zet het je ook aan het denken over die welgemeende, serieuze boodschap...